Melkveehouder Alex Datema stond aan de wieg van Gebiedscoöperatie Westerkwartier. Hij zat jarenlang in het bestuur. ‘Eeuwig zonde’, vindt hij het faillissement. ‘De coöperatie heeft veel losgemaakt, maar ze is altijd afhankelijk geweest van tijdelijke financiering met projectsubsidies. Het lukte niet om structureel geld te verdienen.
‘Veel studenten hebben onderzoek gedaan in opdracht van het bedrijfsleven. Die hebben we een plek kunnen bieden. Scholen zijn echter geen partijen die we een rekening konden sturen.’
Voor de muziek uit
Een verklaring voor het probleem dat geld verdienen niet lukte, is dat de coöperatie misschien ‘net voor de muziek uitliep’, geeft Datema aan. ‘Wij waren er wel klaar voor, de politiek steunde het, maar op andere plekken waren ze nog niet zo ver.’
Volgens Datema kan juist een gebiedscoöperatie goed ondersteunen in de gebiedsgerichte aanpakken waar de provincies samen met onder andere boeren en natuurorganisaties nu voor staan. ‘De samenwerking tussen verschillende partijen is hierbij van wezenlijk belang. Dat hebben we voor elkaar gekregen. Van Staatsbosbeheer, tot onderwijs, de boeren en de zorg, mensen weten elkaar te vinden. Als je gezamenlijk aan tafel komt te zitten, dan worden onoverbrugbare problemen toch overbrugbaar.’
Samenwerking ziet voorzitter Freek Nieuwenhuis van Collectief Groningen-West ook als een van de krachten van de gebiedscoöperatie. ‘De coöperatie bracht partijen samen en bracht processen op gang. Maar er kwam alleen incidenteel geld binnen. Dat kun je slecht vermarkten.’
Food Factory
Plannen had de coöperatie ook voor een Food Factory. Zo’n voedselfabriek werd echter nooit gerealiseerd, weet Nieuwenhuis. ‘Stenen stapelen en iets inrichten kan iedereen. Het in de markt zetten is een ander verhaal. De directeur had contacten met keukens van ziekenhuizen en restaurants. Maar om te zorgen voor een constante stroom voedsel is best lastig.’
Wat wel lukte, is het onderhoud van streekeigen singels en houtwallen in het gebied. ‘Samen met Landschapsbeheer Groningen hebben we opnieuw voor beplanting gezorgd. Zulke projecten lopen ook wel door, de partijen hebben elkaar gevonden en daarin heeft de gebiedscoöperatie een goede rol in gespeeld.’
Hoewel de roep om aan te haken vanuit de coöperatie er was, is LTO Noord nooit lid geworden van de gebiedscoöperatie. ‘Ik had altijd moeite om uit te leggen aan de boeren wat de gebiedscoöperatie precies deed en wat het voor boeren betekende’, zegt LTO Noord-afdelingsvoorzitter Westerkwartier Henk Hulshoff.
Hulshoff vermoedt dat de coöperatie een te grote broek heeft aangetrokken met het binnenhalen van projecten. ‘Op een avond over plannen voor de Food Factory ging het over miljoenen. Je zag de boeren naar elkaar kijken. Er werden een hoop luchtkastelen gebouwd. Als je geen goed verdienmodel hebt, kun je geen grote dingen doen. Dat houd je niet vol.’
Heeft de coöperatie een te grote broek aangetrokken? Koos Wiersma vindt het lastig deze vraag te beantwoorden. Hij was de laatste anderhalf jaar voorzitter van de gebiedscoöperatie. ‘Ik begrijp de gevoelens van de boeren. Een grote fabriek, waarvoor plannen waren toen ik er nog niet bij was betrokken, is een enorme investering. Tegelijk is het soms wel nodig om groot te blijven denken. Dan komen er dingen los. Natuurlijk moet je wel met de voeten in de klei blijven staan en realiteitszin hebben.’
De zaak ligt nu bij een curator. Die kijkt of een doorstart mogelijk is.