Marcel van Tol: ‘Al die vergaderingen, ledenbijeenkomsten en excursies zijn heel waardevol gebleken'
Het is deze ochtend ongewoon druk in de kantine van de kwekerij. Een viertal monteurs is ook aangeschoven voor de koffiepauze. Ze zijn bezig om een nieuwe schermhal te plaatsen, zodat Firma Van Tol de Skimmia-teelt van Nieuw Amstel naar de hoofdvestiging aan de Paradijsweg in het Zuid-Hollandse Ter Aar kan verplaatsen. Zowel Marcel als zijn broer Eric van Tol (55) hebben geen bedrijfsopvolger, waarna ze hebben besloten de bedrijfsactiviteiten gaandeweg meer op één locatie te concentreren.
Zijn jullie aan het afbouwen?
‘Dat niet direct. Mijn broer wil nog graag een tijdje door. Daar wil ik hem de komende jaren in bijstaan. Punt is wel dat ons gezamenlijke arbeidsplaatje de maximale oppervlakte bepaalt. We moeten het met zijn tweeën kunnen behappen. Er liggen dus weleens meerdere teeltvakken braak. Reden genoeg om alles op termijn op één plek samen te voegen. Wel zo efficiënt en overzichtelijk.’
Hoe bent u in het bestuurswerk terechtgekomen?
‘Ik was 25 jaar toen de Tuinbouwjongeren Meerlanden zich organiseerden. Het was van meet af aan een fanatieke club, die goede onderwerpen agendeerde met boeiende sprekers. Al vlot vroegen ze mij ook voor een bestuursfunctie. Hoewel ik dat een hele stap vond, ben ik het toch gaan doen. Gelukkig maar, want het heeft mij veel gebracht.’
Wat dan?
‘Ik was praktisch geschoold. Bij de landbouworganisaties was volop gelegenheid om cursussen te volgen. Dat gold later ook voor de Diocesane Land- en Tuinbouwbond en de fusies met de Hollandse Maatschappij voor Landbouw en Christelijke Boeren en Tuinders Bond tot de Westelijke Land- en Tuinbouworganisatie en LTO Noord. Dat ging van spreken in het openbaar tot vergadertechnieken. Ik denk dat ik die hele cursusgids zo’n beetje heb afgevinkt. Sowieso zijn al die vergaderingen, ledenbijeenkomsten en excursies waardevol gebleken, zowel inhoudelijk als sociaal.’
Hoe bedoelt u dat?
‘Ik heb altijd al veel van collega’s geleerd. Hoe pakken ze zaken aan op hun bedrijf, maar ook hoe stellen ze zich op tijdens bijeenkomsten. Ik ben nieuwsgierig hoe iemand tot zijn of haar standpunt komt. Soms speelt de cultuur van een regio een rol. Het helpt om die te achterhalen en daar rekening mee te houden. Ook mijn ervaringen in het lokale CDA-bestuur zijn zinvol. Bijvoorbeeld om beter tedoorgronden hoe bepaalde besluitvorming bij overheden werkt. Als sector kunnen we daar ons voordeel mee doen.’
‘Zo heb ik veel interessante mensen leren kennen. Tijdens de laatste topkadercursus van de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond heb ik zulke dierbare contacten opgedaan uit alle hoeken van het land. Die groep komt nog elk jaar een weekend bij elkaar. Twee oud-cursisten organiseren dan een bedrijfsbezoek en educatief programma. En dat al dertig jaar lang. Wat dat betreft vind ik het jammer dat het voor jonge ondernemers tegenwoordig lastiger is om zulke leerzame verbindingen te leggen. Het aantal collega’s neemt af, dus je zult er op uit moeten om kennis te vergaren en ideeën te toetsen bij anderen.’
U was royaal meer dan de helft van uw leven bestuurlijk actief. Hoe hield u dat vol?
‘Het speelt sowieso een rol dat we zelf een relatief klein bedrijf hebben. Het betekent dat ik niet elke dag uren zoet ben met telefoneren of vergaderen met medewerkers. Feitelijk heb ik de hele dag de tijd om tussen de planten over van alles na te denken. Mijn typediploma hielp me om op onbewaakte momenten, bijvoorbeeld tijdens de koffie of de lunch, die gedachten relatief snel vast te leggen in een mail of memo.’
Wat voor type bestuurder bent u?
‘Een vroegere PvdA-politicus zei ooit dat een goede bestuurder steeds de verbinding tussen beleid en belang moet organiseren. Maatschappelijke organisaties als LTO zijn de schakel tussen overheid en burger. Dat heb ik altijd onthouden. Als voorzitter begon ik bijeenkomsten meestal met een rondvraag om snel te peilen wat er speelt. Vaak komt dat de vergadering ten goede. Mensen voelen zich gehoord en een eventuele gastspreker kan zijn of haar inleiding daar op toespitsen. Als we besluiten nemen, moeten we die goed kunnen beargumenteren. Om er vervolgens niet te veel van af te wijken, ook niet als er kritiek komt.’
Welke thema’s zijn u het meest bijgebleven?
‘Ruimtelijke ordening had altijd mijn interesse. De sanering van de glastuinbouw in Noordse Buurt voor natuurontwikkeling was heel ingrijpend. Door alle emoties die er speelden voor de ruim veertig ondernemers die moesten stoppen, maar ook omdat het dichtbij huis was. Onderwerpen als energie en werkgeversbelangen lagen mij minder. Anderen zijn daar weer beter in. Dat komt misschien ook omdat ik mij niet echt een ondernemer voel, maar meer een zelfstandige. We hebben nooit torenhoge ambities gehad, we hoefden niet per se te groeien.’
Is u dat ooit bestuurlijk voor de voeten geworpen?
‘Nee, dat is eigenlijk nooit aan de orde gesteld. Toen ik voorzitter was van de ledenraad van FloraHolland had ik daarin zelf het kleinste bedrijf. De diversiteit in onze sector is van oudsher sowieso heel groot. De grootste en modernste ondernemers kunnen de grootste lol hebben met de kleinere kwekers, elk met hun eigen kwaliteiten. Die verbinding heb ik altijd gevoeld.’
Gaat u het bestuurswerk missen?
‘Nee hoor. Ik ben sowieso nog steeds actief voor het CDA en voorzitter van een caritas-instelling. Ik kom dus nog lang niet achter de geraniums terecht. Daarnaast blijf ik actief LTO-lid en blijf ik de themabijeenkomsten en excursies graag bezoeken. Ik vind het nog steeds boeiend om dat te volgen en met collega’s van gedachten te wisselen.’
‘Al na één jaar kwam de overstap van LTO Groene Hart naar Aalsmeer’
Marcel van Tol maakte talloze bestuurlijke fusies en samenvoegingen mee. Sommigen volgden elkaar snel op. De laatste – de overstap naar Glastuinbouw Aalsmeer – was een van die snelle veranderingen. ‘Sinds 2024 maakten we deel uit van de nieuwe LTO Noord-afdeling Groene Hart, die voor 90 procent uit veehouders en akkerbouwers bestaat, met toch andere belangen en thema’s die spelen.’
Voor de glastuinbouwbedrijven in de regio is een clustering met Aalsmeer relevanter, licht Van Tol toe. ‘Had dat niet eerder gekund, is misschien een goede vraag. Maar een jaar geleden was de tijd daar nog niet rijp voor. Door de fusie tot Groene Hart zijn de glastuinders in de gemeenten Nieuwkoop en Kaag en Braasem wel dichter tot elkaar gekomen. Samen met Aalsmeer, Uithoorn, de Haarlemmermeer en Amstelveen vormen we nu één geheel, zoals ze dat ook in het Westland en Oostland kennen. Wel zo consistent en overzichtelijk. En goed voor de belangenbehartiging. Daar gaat het om.’
Bron:
Tekst: Bert Hartman, Nieuwe Oogst | Foto: Bert Hartman