Hebben natuurlijke vijanden hun werk goed gedaan?

  • Functionele Biodiversiteit

En hoe kunnen we de natuurlijke vijanden nog beter voor ons laten werken? Dat waren de vragen die centraal stonden bij de presentatie van de resultaten van de akkerbouwpilot van het project FAB+ op 17 september 2020 in Wieringerwerf.

Na de presentatie van de resultaten van de proeven door Bas Allema (onderzoeker WUR), gingen deelnemende akkerbouwers en andere geïnteresseerden onder leiding van Hilfred Huiting (projectleider WUR) met elkaar in gesprek over hun ervaringen met de proeven en vragen voor de komende jaren.

Resultaten aardappel
In de aardappelproeven is op 6 bedrijven (3 met FAB rand en zonder bespuitingen en drie zonder FAB rand en met bespuitingen) het aantal luizen en natuurlijke vijanden gemonitord om te zien of er een verschil waar te nemen was tussen de 2 typen bedrijven. “Helaas” was de luizendruk dit jaar zo laag, dat er geen aantoonbaar verschil kunnen worden waargenomen van spuiten of van de akkerrand. In geen van de percelen overschreed het aantal bladluizen de bestrijdingsdrempel. Zowel in percelen met, als zonder rand was bestrijding met insecticide dit jaar dus niet nodig geweest. In onderstaand figuur is te zien welke natuurlijke vijanden van de luis gevonden zijn op de aardappelplanten en in welke onderlinge verhouding.

Natuurlijke vijanden waargenomen in de aardappelen

Resultaten ui
De trips in de uien bleven niet op alle 6 de proefbedrijven onder de schadedrempel. Bij twee bedrijven ging de trips hier overheen. De bloemenranden – bestaande uit boekweit en schermbloemigen om met name de zweef- en gaasvlieg te stimuleren - waren geslaagd zoals te zien op onderstaande foto’s. Er kon echter geen relatie vastgesteld worden tussen trips en het aantal zweefvlieglarven. Gaasvlieglarven waren niet waargenomen. Er waren grote verschillen in aantal bodempredatoren tussen de bedrijven en mogelijk zitten hier aanknopingspunten dat de verschillen tussen bedrijven kan helpen verklaren.

De bloemenranden langs de uienpercelen- bestaande uit boekweit en schermbloemigen - lagen er mooi bij.

Samen verder met praktisch onderzoek
Na afloop van de presentatie van de resultaten hebben de deelnemende akkerbouwers hun ervaringen met de experimenten gedeeld. Een van de deelnemers gaf aan: “Het was fijn dat er elke week geteld werd en dat die resultaten met ons gedeeld werden. Dan kon ik elke week kijken of het nodig was om in te grijpen.” Een andere deelnemer is het daarmee eens: “Mijn adviseur zei tot 3 keer toe dat ik moest gaan spuiten, maar ik wilde afwachten om de natuurlijke vijanden niet te doden. Ingrijpen bleek uiteindelijk niet nodig dit jaar.”

Natuurlijk zijn er ook nog veel open vragen. “Kan ik deze ‘techniek’ ook gebruiken voor pootaardappel?”, “Wat is een optimaal mengsel voor het aantrekken van de natuurlijke vijanden van trips?” en “Zijn er ook in ons gebied duidelijke verbanden te leggen tussen luizendruk en FAB randen?”, waren enkele van de vragen die gesteld werden. Binnen het project wordt in de komende twee jaar meer onderzoek gedaan op basis van de vragen van deelnemende akkerbouwers.

Ervaring uitwisselen
Na afloop nam deelnemer Nanco Lont ons mee naar zijn bedrijf in de buurt om te laten zien hoe de proeven er in het veld uitzien. Ook deelde hij zijn ervaring met andere maatregelen die hij treft om natuurlijke processen op zijn bedrijf te bevorderen, zoals het werken met mycorrhiza, bloemenranden, vogelakkers en keverbanken.

Klik hier voor het rapport: 'Resultaten FAB-randen in aardappel en zaaiui'.

 De aanwezigen luisteren naar de presentatie van de resultaten door Bas Allema (WUR)

Nanco Lont- een van de deelnemers van het project- laat bezoekers zien wat hij doet in zijn percelen om natuurlijke processen te bevorderen.

Over het project

Het project FAB+ is een samenwerking van verschillende partijen (WUR, LTO Noord, NFO, KAVB, IRS, Cosun Beet Company (voorheen Suiker Unie), Mans Weert, Boltha, BO Akkerbouw, The Greenery en LTO Nederland) die de inzet van natuurlijke plaagbestrijders proberen te verbeteren in verschillende teelten (aardappels, uien, appels, peren, lelies en suikerbieten). LTO Noord is hierin de trekker van de pilot akkerbouwgewassen, waarin ingezet wordt op het delen van bestaande kennis en verzamelen van nieuwe kennis door experimenten in aardappels en uien. Het overkoepelend doel van de verschillende pilots is om een gebruiksvriendelijke tool te ontwikkelen voor boeren en tuinders voor de inzet van natuurlijke plaagbestrijders.