Een van de hoofdpunten van zorg voor LTO Noord betreft het diep afplaggen van veengrond, wat volgens ons als een omstreden maatregel wordt beschouwd. De voorgestelde afplagging tot een diepte van 40 cm zou, volgens LTO Noord, de draagkracht van de bodem ernstig aantasten en de mogelijkheid tot landbouwpraktijken belemmeren. Daarnaast zal dit juist resulteren in een toename van de CO2-emissie terwijl er een reductie opgave voor het gebied geldt.
Effect is onvoldoende
Gebiedsexperts van de LTO Noord-afdeling Groene Hart benadrukken dat de kennis en ervaring met betrekking tot het effect van veenafplagging nog onvoldoende zijn. Daarnaast wordt gewezen op de negatieve gevolgen zoals CO2-uitstoot, verlies van biodiversiteit, en de schending van eerder gemaakte afspraken met boeren in het gebied.
Ontwikkeling natuurdoelen wordt bemoeilijkt
Een ander aandachtspunt in het bezwaar van LTO Noord is de aanleg van stikstofgevoelige natuur in combinatie met de recent aangescherpte Kritische Depositiewaarden (KDW). De agrarische ondernemers vrezen dat deze aanpassingen de bestaanszekerheid van hun bedrijven bedreigen, vooral met betrekking tot de ontwikkeling van ‘blauwgrasland’. De recente verlaging van de KDW wordt als een bedreiging gezien, aangezien deze zou kunnen leiden tot zuurdere bodemomstandigheden en een verhoogde stikstofdepositie, wat de ontwikkeling van gewenste natuurdoelen bemoeilijkt.
De LTO Noord afdelingen vragen de gemeenteraden van Bodegraven en Woerden om de plannen in te trekken, gezien de geuite zorgen over zowel veenafplagging als de aangescherpte KDW. Wij benadrukken dat het behoud van de agrarische sector in het gebied essentieel is en roepen op tot reacties van de gemeenten op deze belangrijke kwestie.