RVO niet mag afromen als een veehouder het bedrijf een andere rechtsvorm geeft

  • Melkveehouderij

Melkveehouders die de onderneming wensten om te zetten naar een bv-structuur, werden tot voor kort geconfronteerd met afroming van 10 procent op de fosfaatrechten. Door de afroming nam het vermogen van de boeren af, terwijl de onderneming in de ogen van de boeren gewoon doorloopt.

Deze ogenschijnlijke contradictie kwam voort uit het beleid van Rijkdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Die verlaagde het fosfaatrecht met 10 procent bij overdracht van het bedrijf, waarbij de onderneming werd omgezet in een andere rechtspersoon en een nieuwe registratie op naam van een rechtspersoon plaatsvond.

De nieuwe rechtspersoon kreeg een ander KvK-nummer en was in deze situatie ook niet bij wijze van uitzondering van de afroming gevrijwaard. Hierbij werd geen onderscheid gemaakt tussen de overdracht van losse fosfaatrechten en van een geheel bedrijf met de bijbehorende fosfaatrechten.

De aanpak blijkt niet juist. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelde eind februari dat RVO niet mag afromen als een veehouder het bedrijf een andere rechtsvorm geeft. Nauwkeuriger gezegd: als een rechtspersoon het beheer overneemt van de gebouwen en bijbehorende grond van een melkveebedrijf, dan kunnen alle op dat bedrijf rustende fosfaatrechten mee overgaan.

Voor de praktijk is dit een belangrijke uitspraak. In de periode vanaf 2018 tot de datum van de uitspraak werd om de afromingsreden vaak afgezien van de inbreng van een eenmanszaak, maatschap, vof of commanditaire vennootschap gedreven melkveebedrijf in een bv. Ooit waren fosfaatrechten meer dan 250 euro per kilo waard en was de korting 20 procent. Op een hoeveelheid van 5.000 kilo fosfaat vertegenwoordigde de korting een waardeverlies van 250.000 euro.

Met het huidige afromingspercentage van 10 procent en een prijs van circa 130 euro per kilo is het financiële belang kleiner. Onbegrip bij de boer voor de korting blijft, want gevoelsmatig zet de boer in zijn ogen de onderneming ongewijzigd voort.

De afromingsproblematiek speelt ook in de situatie dat de ondernemer al een bv had die voor 1 januari 2018 was opgericht, en deze structuur wilde wijzigen in twee of meer bv’s. Bijvoorbeeld om de aansprakelijkheid te beperken of in voorbereiding op een bedrijfsoverdracht en/of om fiscale redenen. Er waren wel mogelijkheden om de afroming dan voor te zijn, maar die waren voor de adviseur arbeidsintensief en de boer diende aan tal van voorwaarden te voldoen. Of RVO mag afromen bij samenvoeging of splitsing van bedrijven, waarbij het ‘bedrijf’ het geheel van onroerende zaken is dat een landbouwer beheert, is niet zeker. In die situatie blijft het oppassen.

Bedenk dat het afromen van fosfaatrechten losstaat van de problematiek van melkveefosfaatreferentie, dat op basis van cijfers uit 2013 is vastgesteld, bij inbreng van een onderneming in de bv. Melkveefosfaatreferentie kan een hinderpaal zijn voor een structuurwijziging. De praktijk kan tevreden zijn over de uitspraak van het CBb en in bepaalde situaties haar voordeel doen. Wel met de kanttekening dat de wetgever de mogelijkheid heeft om op relatief eenvoudige wijze beperkingen aan te brengen.

Robin Nijhuis
voorzitter Vaksectie Recht van de VLB en belastingadviseur

Bron:

Nieuwe Oogst