Op de foto Andrea Darwinkel (foto Marleen Annema)
In bikini op het bietenland
Onderweg als wijkverpleegkundige hoorde ze vroeger de boerderij soms roepen. “Dan was het mooi weer en dacht ik: wat rij ik hier in de auto rond, ik hoor op het land te zijn.” Inmiddels is Andrea Darwinkel zo’n dertig jaar de motor van een melkveebedrijf in Zeegse, dat ze samen met haar man en hun zoon runt. “Vrouwen zien eerder lichtpuntjes.”
Ze vertelt er nu over met een lach, maar destijds ging het niet van harte. Wilden de drie zusjes Darwinkel gaan zwemmen, moesten ze eerst naar het bietenland, om onkruid te trekken. Andrea Darwinkel: “Dat deden we dan in bikini, zodat we daarna meteen door konden.” Ze is er met recht ingegroeid, in het boerenwerk. “Onze moeder liet ons flink meehelpen. Als jonge meiden vind je dat niet altijd leuk, maar later ga je het toch waarderen.”
Met krant en koffiemok zit ze in de woonkeuken die ook serre is. Blik naar buiten, waar het groeizame weer zich laat gelden: “Ik moet nodig grasmaaien.” Een paar zinnen later gaat het over haar oma, over wie Andrea Darwinkel tussen neus en lippen door zegt dat ze ‘nooit heeft gewerkt.’ Wat ze bedoelt is: buiten de deur. Over de taken op de boerderij praat je niet in termen van werk, ook al eindigen ze nooit. En ook al had oma een leidende rol, zoals Andrea veronderstelt. “Ik heb het idee dat zij de kar trok. Net als mijn moeder dat deed. Het waren kordate tantes.”
Oma Lammechien verscheen ten tonele toen Andrea’s opa net met zijn moeder en zijn broer naar Drenthe was getrokken. Moeder was al langer weduwe, háár broer kwam mee om een nieuwe boerderij op te bouwen. Andrea: “Ze kwamen uit Bedum in Groningen om hier hun eigen grond te ontginnen. Van de vruchtbare klei naar de arme zandgrond; ik denk dat het een centenkwestie was. De grond was hier goedkoop.” De broers waren allebei vrijgezel. “Toen kwam opa toch met een vrouw op de proppen. Uit een boerengezin in Elp, een kilometer of 35 van hier.” Het betekende ook dat er een huis moest worden bijgebouwd, pal naast de nieuwe hoeve. In 1937 was het klaar en nog datzelfde jaar werd Grietje geboren, Andrea’s moeder. “Mijn oma was al bijna veertig, dat was toen nog uitzonderlijk.”
Geen discussie over opvolging
Er groeide een bescheiden gemengd bedrijf waarvan twee gezinnen moesten leven. Andrea: “Het werd steeds een stukje groter.” Als enig kind was dochter Grietje voorbestemd om de boerderij over te nemen. Andrea over haar vorig jaar overleden moeder: “Ze ging naar de huishoudschool en heeft daarnaast altijd meegewerkt. Dat zij ermee verder zou is nooit onderwerp van discussie geweest. Of ze het echt wilde, daar hebben we het nooit over gehad. Ik denk dat het heel vanzelfsprekend was.”
Vandaar dat Andrea’s vader, Jan Darwinkel, ook mee in het bedrijf kwam. “Zelf kwam hij uit een klein melkbedrijf in Tynaarlo. Mijn ouders zijn in 1958 getrouwd en toen was er zoveel grond dat het bedrijf kon worden opgesplitst.” Moeder bepaalde het beleid, volgens Andrea. Dat kwam eerder door hun karakters dan door eigendomsverhoudingen, vermoedt ze. “Mijn vader was een makkelijke man, mijn moeder meer een kartrekker. Hij kon ook heel goed met mijn oma opschieten.”
Groot verdriet
Er kwamen drie dochters, van wie Andrea (1963) de jongste is. Het broertje dat zich daarna aandiende ‘was het levenslicht niet vergund’. “Er werd weinig over gepraat”, zegt ze, in een paar woorden een groot verdriet schetsend. Zoals dat ook een rol speelt in de voorstelling Mestmoeders, waar de beoogde opvolger verongelukt. De tragiek is Andrea niet vreemd. Want ja, ook hun gezin ontviel de potentiële opvolger: “Vroeger lag het gewoon voor de hand dat een zoon het bedrijf voortzette.” Ze vertelt hoe een paar boeren in het dorp ten tijde van de melkquota in de jaren 80 een rechtszaak aanspanden tegen haar ouders, om het quotum aan te vechten dat zij op een stuk pachtgrond hadden verkregen. ‘Jan Darwinkel hef allene wichter, dee könt toch gin boer word’n’, werd er gezegd. Die zaak heeft mijn vader veel verdriet gedaan.”
Alleen is het niet te doen
Zelf had ze een sterke band met hem en ook met het bedrijf, vertelt ze. “Ik heb nooit enige dwang gevoeld, mijn ouders hebben ons altijd vrijgelaten in onze keuze. Maar de boerderij was wel mijn ding. En ik heb altijd gezegd: ik wil wel boer worden, maar niet in mijn eentje. Want dat is niet te doen.” Haar zussen kozen het onderwijs en de kraamzorg, zij ging aanvankelijk de wijkverpleging in.
De hang naar het boerenbestaan bleef en uiteindelijk stapte Andrea bij haar ouders in de maatschap. Op de deeltijdopleiding van de middelbare agrarische school in Meppel was ze een van de twee vrouwen in een klas vol mannen. Andrea’s latere echtgenoot Fred Boelens had een technische achtergrond en werkte bij Honeywell in Emmen, maar ging later wel in de maatschap bij zijn vader Bas die een boerderij in Oudemolen runde. In Zeegse werd in 1995 een stal gebouwd voor alle koeien van beide boerderijen; Boelens sr. zorgde in Oudemolen voor het jongvee. In 1996 werden beide bedrijven samengevoegd tot de maatschap Darwinkel-Boelens.
De invoering van het melkquotum (het recht om een bepaalde hoeveelheid melk te produceren) had tegen de verwachting in een bloeiperiode gebracht. Andrea: “Gouden tijden, een roze wolk die steeds rozer werd. We zaten die eerste jaren samen helemaal in een flow.” Toen de kinderen zich aandienden begon de kentering in de agrarische sector zich al af te tekenen.
Kinderen doe je erbij
Mike (1994), Stan (1995) en Laura (1998) werden moeiteloos opgenomen in de dagelijkse gang van zaken. Andrea, nuchter: “Dat doe je erbij, als boerin. Bij het melken zaten de twee oudsten in de box en Laura namen we in de maxicosi mee de melkput in.” Lachend: “Wel met een vuilniszak er overheen.” Laura doet intussen de HBO-opleiding verpleegkunde, Mike koos voor small business en retailmanagament.
Met de toetreding tot de maatschap van Stan, die de agrarische hogeschool heeft gevolgd, is de toekomst van het bedrijf in zekere zin verzekerd. Maar zorgen zijn er ook. Andrea Darwinkel wijst naar de overkant van de weg, waar het nationaal landschap Drentsche Aa begint. “Het klinkt raar, maar wij zitten hier te mooi.” Toen Stan zeker wist dat hij het bedrijf wilde overnemen ontstond het plan naar elders te verkassen, maar dat is uiteindelijk afgeketst.
Dankzij de aanschaf van melkrobots in 2012 werd het dagelijkse werk efficiënter en lichter, terwijl de druk van buitenaf alleen maar toenam. “Als Stan niet verder had gewild waren we denk ik gestopt. Het is nog steeds een fantastisch vak. Altijd buiten, alle ruimte voor je eigen creativiteit. Maar onder de streep blijft er weinig over.” Met een vleug sarcasme: “Alles wordt duurder, behalve de melk. Je wordt niet echt gestimuleerd om enthousiast te blijven.”
‘Jíj wou boer worden’
Haar man voelt dat sterker dan zij, meldt ze. “Ik ben sowieso wel de motor hier. Doe van alles, en als het moet kan ik ook alles. Het wordt me regelmatig voorgehouden, vaak in de gekheid: ‘Jíj wou boer worden!’ Ik ben degene die Fred zo gek heeft gekregen.” Van de opvattingen van de buitenwacht heeft ze zich nooit veel aangetrokken. Ze zat zestien jaar in het bestuur van de LTO, lange tijd als enige vrouw, “en dat ging prima. Er waren toen ook wel thema-bijeenkomsten over de rol van de vrouw op de boerderij. Maar dat hoefde voor mij niet zo. Misschien ook omdat ik zelf wel regie had. Er zijn trouwens veel boerinnen denk ik die het prima vinden om dat niet te hebben.”
Vrouwen spreken zich meer uit
Toch is het nodig vindt ze, dat de stem van vrouwen klinkt in het debat over de toekomst van de agrarische sector. Ook omdat ze volgens haar hun gevoel meer laten spreken. “Dat geldt in elk geval voor mij; Fred is rationeler.” Over het algemeen, denkt Andrea Darwinkel, zijn vrouwen optimistischer ingesteld. “Ze zien eerder lichtpuntjes. En onze kracht is misschien ook wel dat we problemen eerder delen, ons meer uitspreken. Mannen zijn introverter.” Met theatrale stemverheffing: “What happens on the farm, stays on the farm.”
Niet dat ze de frustratie niet begrijpt. “Wij zijn een makkelijk doelwit. Mensen hebben totaal niet door wat de betekenis is van de agrarische sector. Ze willen hier de koeien in de wei zien, maar bij de Aldi laden ze de kar vol Duitse melk. Als ik het zie denk ik: ‘Mond dicht Andrea’.”
Interview: Ingrid Bosman
Klik hier voor meer informatie over de voorstelling Mestmoeders op 9 juli in Zeegse en 9 augustus in Zuidschermer.