Energie-oplossingen moeten voor ieder staltype werken

  • Duurzame Energie
  • Natuur, Klimaat en Energie
  • Flevoland

Met een warmteprofiel verkent LTO Noord-projectleider Wouter Veefkind samen met onder andere Wageningen University & Research bij drie boeren wat nodig is op hun agrarisch bedrijf om gas te vervangen voor duurzame warmte.

pluimveehouder-50

De gemeente Lelystad is opdrachtgever en steunt de pilot financieel.

Binnen het project Netwerk Warmtetransitie Flevoland maken jullie een warmteprofiel. Wat houdt dat in?

‘De agrarische sector kan stappen zetten in de warmtetransitie. En het verlagen van de gasrekening kan deze dagen ook geen kwaad. Daarom verkennen we hoe duurzame warmte van bijvoorbeeld een warmtepomp kan worden ingepast.

‘Een warmteprofiel geeft inzicht in het huidige warmtegebruik. Wanneer en op welk moment is hoeveel warmte nodig? De duurzame energie moet namelijk het juiste vermogen kunnen leveren op de juiste momenten.’

Bij wie maken jullie het warmteprofiel?

‘We hebben drie agrarisch ondernemers gekozen die representatief zijn voor hun sector. Het gaat om een akkerbouwer, een pluimveehouder en een melkveehouder. Alle drie de ondernemers hebben een ander warmteprofiel.

‘De pluimveehouder heeft bijvoorbeeld een warmtepiek wanneer de kuikens de stal in komen, de akkerbouwer een warmtevraag bij het inschuren. De melkveehouder heeft een meer gelijkmatige warmtebehoefte.’

Met het warmteprofiel krijg je inzicht in wat een agrarisch bedrijf aan warmte nodig heeft. En dan?

‘We werken oplossingen uit over hoe de ondernemer de overstap kan maken van gas naar duurzame warmte. Daarbij houden we rekening met de huidige situatie op de drie bedrijven. Er is een bepaald stalsysteem, daar moeten onze oplossingen voor werken.’

Zijn de oplossingen die jullie bedenken ook interessant voor andere ondernemers?

‘Dat is wel ons uitgangspunt. Na de zomer willen we drie netwerkbijeenkomsten organiseren waarbij we onze inzichten, oplossingen en ervaringen delen met andere ondernemers.

‘Op deze manier wisselen we kennis uit en kunnen andere boeren en tuinders op hun eigen bedrijf aan de gang met duurzaam ondernemen.’