Wat houdt de Kaderstelling zonering stikstof globaal in?
- Het gaat om een zone van 500 meter rondom de stikstofgevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden Veluwe, de Landgoederen Brummen en de Winterswijkse gebieden Bekendelle, Wooldse Veen en Willinks Weust, waar forse stikstofreductie moet plaatsvinden.
- Circa 200 agrarische bedrijven vallen binnen deze zonering. Onbekend is hoeveel niet-agrarische activiteiten in deze zone plaatsvinden en wat daar de emissie van is.
- De provincie wil de uitstoot in de zone rond de Veluwe beperken met een bandbreedte van 60-70%. De exacte doelstellingen worden de komende maanden uitgewerkt, zoveel mogelijk in maatwerk per gebied.
- De stikstofaanpak per activiteit is gebaseerd op doelsturing: sectoren gaan zelf aan de slag met maatregelen om hun uitstoot te verlagen.
- Voor bestaande activiteiten in de zone moet de norm uiterlijk in 2035 zijn behaald. Voor bestaande activiteiten zijn in ieder geval tot 2030 allerlei flankerende maatregelen om in de gewenste richting te kunnen ontwikkelen.
- Na 2035 acht de provincie zich niet meer verantwoordelijk tot nadeelcompensatie. De statenbrief geeft aan dat die einddatum daar ook op is gebaseerd.
- Naast zonering van emitterende activiteiten moet ook via (Beter) natuurbeheer extra gewerkt worden aan het behalen van de instandhoudingsdoelen voor de Natura 2000-gebieden.
Bijpraatbijeenkomst voor LTO Noord-bestuurders
Tijdens een bijeenkomst op 5 maart heeft gedeputeerde Harold Zoet aan de Gelderse regio- en afdelingsbestuurders de plannen toegelicht. Hij gaf aan dat het college met de rug tegen de muur staat, sinds de vergunningverlening op slot zit, met de Raad van State-uitspraak van 18 december 2024 over het verbod op interne saldering. Met deze plannen wil het college de Rijksoverheid overtuigen dat de provincie Gelderland werk maakt van natuurherstel door stikstofreductie. Zoet noemde het plan “een kiemplantje dat verder aandacht nodig heeft en uitgewerkt moet worden.” Daarbij wil de provincie ook graag de inbreng van onder meer LTO Noord horen.
Wat vindt LTO Noord van deze aanpak?
Provinciaal LTO Noord-bestuurders Karolien Hupkes en Martien Nillesen: “Het plan heeft nog veel losse eindjes. De uitwerking moet duidelijk maken welke gevolgen het heeft voor agrariërs in de genoemde gebieden. Het probleem daarbij is dat het op dit moment nog ontbreekt aan geborgde maatregelen die een dergelijke emissiereductie mogelijk maken en waar een boer ook een vergunning voor kan krijgen. In zekere zin is de situatie nu dat bedrijven geen vergunning kunnen krijgen voor aanpassingen die nodig zijn voor emissiereductie.”
Wat is onze conclusie?
Tegen die achtergrond zijn wij van mening dat de harde einddatum van 2035 onterecht is en in feit neer komt op uitrookbeleid. Daarom vinden wij dat de provincie duidelijk moet maken welke realistische keuzes en maatregelen genomen kunnen worden die opstapelen naar een haalbare emissiereductie. Zonder handelingsperspectief kan geen sprake zijn van een harde einddatum. We voorzien een langdurige, kostbare en frustrerende periode vol juridische vraagstukken die de natuur niet helpt, maar boerengezinnen wel sterk raakt. Er wordt veel gesproken over additionaliteit (wat voegt iedere vergunning toe aan stikstofbelasting). Wij kijken ook naar omgekeerde additionaliteit: wat wordt de natuur aantoonbaar beter van beëindiging van een individueel bedrijf?
Hoe kijkt LTO Noord naar de noodzaak?
Karolien Hupkes: “Wij zouden ook liever zien dat de wetgeving snel van tafel gaat, maar dat is niet realistisch gezien de uitspraken van de Raad van State en de druk vanuit Brussel. Wij zien dat er wat moet gebeuren, om de stilgevallen vergunningverlening weer op korte termijn op gang te brengen.” Martien Nillesen: “Maar tegelijk zien we daarbij het risico dat door de zonering mogelijk vele bedrijven naast de PAS-melders straks een nieuwe groep in onzekerheid gaan vormen. Dat mag niet gebeuren. Als LTO Noord volgen we de invulling van de plannen daarom ook nauwlettend.”
Planning vanuit provincie
De komende maanden werkt de provincie de invulling van de zonering uit, in nauw contact met de betrokken gemeenten en waterschappen. Ze betrekt daarbij ondernemers, inwoners en betrokkenen in en om de betreffende zones om tot een praktische invulling te komen van de normen en de flankerende maatregelen.